Karl-Birger Blomdahlthis page is valid HTML 4.01 transitional

13-jan-2007


De opera Aniara van Karl-Birger Blomdahl

Harry Mayer (Mens en Melodie, dec 1959)

Opera Aniara

In 1957 gaf de directie van de Koninklijke Schouwburg te Stockholm aan Karl-Birger Blomdahl opdracht voor het componeren van een opera. Dit werd de ‘‘ruimtevaart-opera’’ Aniara, welk werk sterk de aandacht heeft getrokken, niet alleen vanwege het actuele onderwerp, doch vooral door de fascinerende manier waarop de componist dit onderwerp muzikaal behandeld heeft. Blomdahl is onder de huidige generatie van Zweedse componisten wel de figuur, die het sterkst op de voorgrond treedt, niet alleen in zijn eigen land, maar ook daarbuiten. Hij werd op 19 oktober 1916 te Växjö in Smaland geboren, en was te Stockholm leerling van Hilding Rosenberg, de meest vooruitstrevende en oorspronkelijke onder de nog in de 19de eeuw geboren Zweedse toondichters. Tevens studeerde Blomdahl orkestdirectie bij Torr Mann. Door de Zweedse regering daartoe in staat gesteld, voltooide Blomdahl na de tweede wereldoorlog zijn studies te Parijs en Rome. Tot 1954 was hij leider van het Stockholmer Kamerorkes. In de twee volgende jaren vertoefde hij in de Verenigde Staten, waar hij op uitnodiging van de stichting Amerika-Scandinavië lezingen hield aan verschillende Amerikaanse universiteiten. Thans (1959 – MM) maakt hij deel uit van de programmaleiding van de Stockholmer Filharmonie, terwijl hij tevens bestuurslid is van de Vereniging van Zweedse Componisten. Da I.S.f.C.M. heeft hem benoemd in de jury voor het Internationale Muziekfeest voor hedendaagse muziek in 1960.

In 1948 maakten wij in ons land kennis met zijn Vioolconcert, een werk dat nog sterk onder invloed van Hindemith bleek te staan. Zijn daarop volgende composities toonden geleidelijk een fellere ritmiek  die niet zelden op motoriek geleek, en een groter lyrische en dramatische bewogenheid, terwijl in technisch opzicht atonaliteit en dodecafoniek een stempel op zijn compositiestijl gingen drukken. Men heeft deze ontwikkeling kunnen volgen in zijn symfonie Facetten (door Eduard van Beinum in het Concertgebouw geïntroduceerd), in het Kamerconcert voor piano, houtblazers en slagwerk, de cantate Im Saal der Spiegel, de filmmuziek bij Sawdust und Tinsel, het Pianotrio, de cantate Anabase, de balletten Sysiphos en Minotauros, en ook in zijn pianomuziek. De tekst van de cantate Im Saal der Spiegel bestaat uit negen sonnetten van de belangrijke Zweedse literator Erik Lindegren, die ook de vertaler was van het aan de cantate Anabase ten grondslag liggende gedicht van Saint-John Perse (pseudoniem van de Franse auteur Alexis Saint-Léger). Hetgeen het meest opvalt in de muziek van Blomdahl is de klare en overzichtelijke bouw. Ondanks de vaak kunstige polyfonie, het rijke koloriet en de dikwijls zeer dissonerende harmoniek, blijft de klank toch transparant en de vormgeving eenvoudig en beheerst. In de behandeling van zangstemmen en instrumenten past Blomdahl tal van uitzonderlijke effecten toe, zoals het strijken tussen kam en kinhouder van de viool, het paukenglissando en het quasi sprekend falsetzingen achter in de keel. In de opera Aniara wordt van langs elektronische weg verwekte klanken gebruik gemaakt. Tot dusverre heeft Blomdahl zich echter niet met seriële experimenten beziggehouden.

Het libretto van de ruimtevaartopera Aniara is een door Erik Lindegren vervaardigde toneelbewerking van het gelijknamige vers-epos van de Zweedse dichter Harry Martinson. Het werk bestaat uit twee bedrijven, welke tezamen zeven scènes vormen. Aniara is de naam van een ruimtevaartuig dat aan boord een grote groep vluchtelingen heeft, die op aarde door radioactiviteit een vergiftiging hebben opgelopen, en die naar Mars willen emigreren. Terwijl in een zaal van het “heelalschip” de midzomerdansmuziek weerklinkt, en de passagiers hun zorgen vergeten, wordt het vaartuig plotseling uit zijn koers geworpen en in een spiraal geslingerd. Men is niet bij machte, het toestel weer in de baan naar Mars te brengen, en zo is men gedoemd tot een eeuwige reis door de onbegrensde ruimte. Verloren in de rondom Anriara’s romp zo glasheldere ruimte buiten het zonnestelsel, dringt het tot de technische leiding van het rampspoedige vaartuig langzamerhand door, dat deze ruimte heel anders geaard is dan men volgens zijn aardse fantasie gedacht had.

Men komt tot het besef, dat de ruimte van het heelal buiten het zonnestelsel geheel “geest” is – een zee van ongrijpbare, eeuwige geest. De Aniara blijkt slechts een blaasje te zijn in het volle glas van Gods geest. Na een duizelingwekkend snelle tocht van zes jaren door het heelal weerkaatst plotseling tot panische ontsteltenis van alle opvarenden een blauwe bliksemstraal in de “mima”, dit is een in het ruimteschip aanwezig, door de ruimtegeest bezield toestel, waarmede alles in het heelal geregistreerd en geduid. wordt. In verbijstering ziet men de reeds in een verre ster veranderde aarde in stukken uiteenspatten. De van de aarde opstijgende noodkreet is als die schreeuw der doden uit het steen, welke kreet zelfs gehoord wordt door een onder de Aniara-reizigers aanwezige stokdove man. Ook is de verblindende blauwe lichtstraal zo afschuwelijk fel dat een eveneens aanwezige blinde deze met zijn rug waarneemt, zodat zijn gehele schedelholte tot oog wordt, en alles in hem omhoog getrokken wordt, als beleefde hij een opstanding uit de slaap des doods. In het tweede bedrijf wordt geschilderd, hoe onder de mensen die zich ál te lang in een afgesloten ruimte bevinden, een neiging om zich aan allerlei kwade dingen over te geven, steeds onverstolener aan de dag treedt. De door de ruimtegeeest bezielde “mima” sterft hierover van verdriet. Wanneer de dag nadert waarop herdacht zal worden, dat het twintig jaar geleden was, dat de Aniara zijn ruimtevaart begon, bezinnen de technici zich. Zij wekken de passagiers op, om zich van hun gedrag rekenschap te geven in een door hen geleide boete en rouwmis. Tijdens deze herdenkingsdag is het alsof alle zielen van de aarde gekomen zijn, om hier verenigd de diepe zin van dit uur te vieren. Een blinde dichteres geraakt in extase: in haar verbeelding ziet zij de hemelstad geopend, en Gods hart laaien uit hemelstromen. Men geraakt in een algemene vervoering en men ontwaart als in een mystieke werveling midden in de ijzige ruimte een kern – een oog, dat als een ster van liefde alles doorschijnt. Dan wordt de Aniara tot een reusachtige sarcofaag. Het treurspel is ten einde. Een licht schijnt over de ontzielde passagiers, die, verlost van de doornen ener bittere sterrenwereld, opgenomen worden in de stromen van het Nirwana.

Het voorspel van de opera Aniara begint met een langgerekt akkoord van het strijkorkest op contra-C:

noten1

Dit akkoord is opgebouwd uit een twaalftonenreeks, waarin tevens alle elf binnen het octaaf mogelijke intervallen voorkomen. Wanneer men deze reeks in terugwaartse richting leest, en tegelijkertijd de intervallen omkeert, verkrijgt men dezelfde reeks, doch dan getransponeerd naar de tritonus. (N.B. De hoektonen van een al-intervallenreeks staan altijd tot elkander in tritonus-verhouding; dit is een mathematische wet.) Hoe men deze reeks ook neemt – zij blijft zichzelf steeds gelijk, en zij vormt aldus inderdaad een treffend symbool voor de dimensieloosheid van het heelal, waarin het voorspel ons met zijn suggestieve seinen (op c-viergestreept) verplaatst. Van het vierstemmige a-capellakoor der emigranten (Wir flohn die Erde) af, distantieert Blomdahl zich op zinvolle wijze van zijn dodecafonische heelalreeks, om in het midzomerdansfeest zelf bij volkomen aardse”, tonale muziek te belanden:

noten2

Eerst tijdens de verpletterende muziek waarmede geïllustreerd wordt hoe de Aniara uit zijn koers geraakt, neemt de componist voor het eerst zijn heelalreeks weer op. Tijdens de episode, waar de “mima” de blauwe lichtstraal weerkaatst en de aarde ten onder gaat, maakt de componist gebruik van een magnetofoonband, waarmee de door hem vervaardigde elektronische klankbeelden worden ingeschakeld. Nog tweemaal wordt in deze opera de geluidsband met elektronische klanken toegepast: aan het slot van de eerste akte en aan het begin van de tweede akte. Na het sterven van de “mima” verdwijnt het elektronische element weer. Daarna treft men in het werk de meest uiteenlopende stijlmiddelen aan: van het heterofoon gezette volkslied tot de meest kunstige dodecafonie toe. In het volgende fragment (begin van het voorspel tot de slotscène) ziet men, hoe rigoureus de heelalreeks verwerkt is:

noten3

Het werk wordt met dezelfde muziek afgesloten als waarmede het aanving. Nadat het licht over de doden heen getrokken is, en de eenzame Aniara in een massagraf veranderd is, hoort men wederom de lage bastoon op contra-C en hoog daarboven de lugubere morseseinen op c-viergestreept.

Nieuwe composities van Karl-Birger Blomdahl: de opera "Herr von Hancken"

Harry Mayer (Mens en Melodie, maart 1966)

andere composities

Na zijn opera Aniara, welke de ruimtevaart tot onderwerp had, schreef de Zweedse componist Karl-Birger Blomdahl in de jaren 1960 en 1961 enige interessante orkestwerken: Fioriture en Forma ferritonans. Vooral Forma ferritonans bleek een suggestieve compositie te zijn. Het stuk was een opdracht van een ijzerfabriek in Oxelösund (oostelijk van Nijköping, aan de Oostzee). Omdat de chemische formule van ijzer Fe is, het bijbehorende atoomnummer 26, het atoomgewicht 55,85, benutte Blomdahl de tonen F en E respectievelijk als begin- en eindpunt van een chromatische ladder, waarin de tonen 2 en 6 (het atoomnummer ) en 5 en 8 (atoomgewicht) een overwegende rol kregen te spelen. Ook aan het ritme legde hij deze getallen ten grondslag. Bovendien werden voor de opbouw nog de atoomnummers en atoomgewichten benut van stoffen, welke eveneens tot het ijzerproces behoren, zoals koolstof, zuurstof, waterstof, stikstof en mangaan. In nagenoeg dezelfde opeenvolging als waarin de stoffen optreden tijdens de chemische en natuurkundige processen der ijzerbehandeling, laat de componist zijn muzikale structuren elkaar aflossen. De diverse stadia van de ijzerbewerking vinden hun muzikale weergave in een aanvankelijk nog duistere chaotische klank (ijzer en koolstof), welke daarna helderder en omlijnder wordt (zuurstof en waterstof), om vervolgens als het ware tot een adembenemend smeltvuur op te laaien, hetwelk in een sproeiregen van toontjes uitgegoten wordt en dan wegvloeit ter verdere bewerking in gieterij en walswerk.

Een volgende compositie was het ballet Spiel für Acht naar een achtdelig scènisch ontwerp van Olle Bonnier.

Ten aanzien van Aniara valt te releveren, dat Columbia er een grammofoonopname van uitbracht. Voor een heropvoering in 1963 te Darmstadt bracht Blomdahl in deze opera ingrijpende verkortingen aan, terwijl hij zijn eigen elektronische klanken bij die gelegenheid liet vervangen door nieuwe van de Duitse componist Heiss. Naast zijn compositorische bezigheden werkte Blomdahl sinds 1960> als compositieleraar aan de Muziekacademie te Stockholm en sinds 1965 tevens als muziekchef van de Zweedse radio- en televisieleiding. Aan de muziekacademie geeft hij aan de begaafdsten onder de aankomende Zweedse componisten les in moderne compositietechniek; deze studenten volgen tegelijkertijd bij andere leraren lessen in de traditionele compositievakken: harmonieleer, contrapunt, vormleer en instrumentatie. De dichter Harry Martinson, auteur van Aniara, werd in 1963 onderscheiden met de Bellmann-prijs der Zweedse Academie. Blomdahl zelf verwierf in 1965 de muziekprijs van de Skandinavische Raad voor Kunst.

Opera Herr von Hancken

Bij een bezoek, dat wij Blomdahl in 1962 in zijn fraaie, houten landhuis te Stäket aan het Mälarmeer brachtten, gewaagde hij van zijn plan een opera buffo te componeren. Ook ditmaal zou het weer in samenwerking gaan met Erik Lindegren, de literator, die destijds ook Martinsons vers-epos Aniara tot operatekst had omgewerkt.

De nieuwe opera kreeg de titel Herr von Hancken. Het libretto vervaardigde Lindegren naar een korte roman, die Hjalmar Bergman in 1920 als tweede deel ener trilogie gepubliceerd had. Het werk werd onlangs met succes te Stockholm opgevoerd. In de geschiedenis van Herr von Hancken wordt ons de ondergang geschilderd van een mens met veel ambities, doch weinig vermogens.

plaatje

Zijn machteloze dadendrang wordt gesymbolyseerd door een uiteenstuivend twaalftoonscomplex.

Noten 4

Men schrijft het jaar 1906. Op weg naar de badplaats Iglinge legt Von Hancken aan bij een herberg. Aanstonds geraakt hij in een woordentwist met de waard en hij snoeft: ,,Beseft u wel te staan tegenover een edelman met relaties tot aan het koninklijk hof?” Tegen een der gasten jeremieert hij over zijn degradatie in het leger, zijn ongelukkige processen bij de rechtbank, zijn tenachterstelling in de maatschappij. Dan komt de magnetiseur en filosoof dr. Lesage de herberg binnen. De geheimzinnige kracht waarover deze man beschikt, verbeeldt Blomdahl aldus:

Noten 5

Dr. Lesage doorziet Von Hancken meteen. Op milde toon zegt hij: “Ik beklaag u oprecht, want aan u viel niet de rang ten deel waarop u naar uw gaven recht hebt; ik zie in u een slachtoffer van intriges.” In gezelschap van dr. Lesage bevindt zich een dame, die zich vicomtesse d'Aiguille di Rocca Antica noemt, een speelbank beheert en door de politie gezocht wordt. Verder arriveert er nog allerlei ander volk in de herberg, waaronder een afgezette en aan de drank verslaafde predikant, Lasse geheten, alsmede een zekere Tomson, die eveneens bij dr. Lesage blijkt te behoren en geheel onder diens magnetische invloed staat. Tomsons magnetische afhankelijkheid vindt haar muzikale uitdrukking in een met de "heelalreeks" uit Aniara identieke twaalftoonsconstellatie.

Noten 6

In korte trekken verloopt de handeling als volgt: Wanneer de nacht gevallen is, leidt dr. Lesage door middel van speelkaarten een slaapwandeling van Tomson. Hij laat zich de geldbuidel van Von Hancken brengen, dirigeert hem naar de kamer van de vicomtessel die hem berooft van zijn Portugese kruis. Wanneer de diefstal bemerkt wordt, is Von Hancken radeloos. Hij legt er zich bij neer dat de diefstal in trance geschiedde. Von Hancken reist door naar de badplaats Iglinge, waar hij van zijn arts verneemt, nog maar enkele weken te zullen leven. Zijn geweeklaag wordt onderbroken door de komst van dr. Lesage, die hem verzoekt de vicomtesse onder zijn bescherming te nemen.

Von Hancken leeft op bij de mededeling dat de gouverneur in Iglinge wordt verwacht, misschien in gezelschap van de koning. Hij neemt zich voor een groot feest te organiseren. Als beloning voor zijn bescherming schenkt de vicomtesse hem het zilveren Portugese kruis. De koning blijkt niet te komen, en buiten zichzelf van woede roept Von Hancken de boeren op tot revolutie: De plotseling aangesnelde dr. Lesage kalmeert Von Hancken en zegt dat hij zijn leven lang een natuurlijke gravenkroon gedragen heeft, en verzoekt hem uit naam der gehele mensheid, van deze kroon afstand te doen. Von Hancken grijpt naar zijn schedel, waar hij de kroon meent te voelen. Hij legt hem af en smeekt de Almachtige, van hem een nieuw mens te maken. Als antwoord salueert dr. Lesage voor de imaginaire chevalier, die iets bezat wat echt was als goud. Terwijl dr. Lesage het feestvuurwerk ontsteekt, sterft Herr Von .Hancken.

Blomdahls muziek is van een briljante rijpheid geworden. Hij hanteert alle compositorisch‑technische middelen op verbluffend virtuoze wijze. Behalve recitaties, accompagnato, parlando, melodrama en Sprechgesang, wendt hij allerlei uit de vocale kunst stammende vormen aan: coupletzang, danslied, canon, ensemble, quodlibet en koor. Ook citeert hij in het orkest gaarne zo nu en dan een volks‑ of kerkmelodie. Twaalftoonsconstellaties wisselen af met tonale en polytonale klankvelden; traditionele akkoordformaties worden benut naast moderne, meer of minder brede tone‑clusters. Hoogtepunten zijn de Somnambule‑scène met Tomson, het Sextet der zoekenden naar de geldbuidel, het canonische Walsduet van de dochter en de huisonderwijzer van Von Hancken, het Fluitconcert van dr. Lesage, het komische Serenadekwartet, het gracieuze lied over de Franse vrouwen en de muziek tijdens Von Hanekens bewusteloosheid, waarin hij geraakt is na een kus van de vicomtesse.

Of Herr von Hancken inderdaad een opera buffo is en of Blomdahls bewering, dat hij met zijn nieuwe werk enkel het publiek heeft willen amuseren, als bevredigend beschouwd moet worden, durven wij te betwijfelen. Mozart en Da Ponte zouden liever van een dramma giocoso gesproken hebben. In het verloop der opera geraakt men vervuld van een voortdurend dieper wordend medelijden met majoor Von Hancken. Ongetwijfeld schiepen Lindegren en Blomdahl in majoor Von Hancken een kostelijke Zweedse Don Quixote‑figuur. Het liefst zouden wij van een semi‑seria spreken; het is een tragi‑komisch verhaal, overgoten door een verzoenend waas van milde bewogenheid over het lot van een door karakter en omstandigheden tot ondergang gedoemd medemens.

Karl-Birger Blomdahl (19 oktober 1916 - 14 juni 1968)

Harry Mayer (Mens en Melodie, 1969)

Portret2

In de vroege zomer van vorig jaar stierf op 51-jarige leeftijd de Zweedse componist Karl-Birger Blomdahl. Hij ontving zijn opleiding bij Hilding Rosenberg, Zwedens belangrijkste overgangsfiguur tussen de romantische en de moderne muziek. Zelf is Blomdahl later als hoofdleraar voor compositie aan de
Stockholmse Muziekacademie de gids geworden voor de jongste componistengeneratie in zijn land. Reeds Blomdahls vroegste werken: een Blaastrip (1938), een Strijkkwartet (1939), de Symfonische dansen voor orkest (1939) en een Altvioolconcert (1941) vielen op door een sterke vormwil, een afkeer van uiterlijke glans en een neiging om met spaarzame middelen veel te zeggen. Drie symfonieën (1943, 1947, 1950) demonstreren de geleidelijke ontwikkelingsgang van een boeiende individualiteit, die de invloed van zijn grote leraar overwint, zich dan tijdelijk vastklampt aan een nieuw idool: Paul Hindemith, om tenslotte zichinden in de verbinding van een hevige drang tot dramatiek met de reeds van vorige composities bekende zin voor logica en constructiviteit. De derde dezer symfonieën, Facetter geheten, werd in Nederland door Eduard van Beinum met het Concertebouworkest gespeeld. Het opzien, dat dit werk tijdens het I.S.C.M.-festival te Frankfurt baarde, bracht Blomdahl het voordeel, dat de firma Schott te Mainz het in haar uitgeversfonds opnam, verscheidene latere composities werden eveneens door Schott uitgegeven. Tussen de symfonieën door schreef Blomdahl nog een Concerto Grosso voor blaasinstrumenten met strijkorkest (1944), twee Suites voor respectievelijk cell met piano (1944) en fagot met piano (1945), drie Polyfone Pianostukken (1945), een Strijktrio (1945), toneelmuziek bij Die Walpurgisnacht (1945) en een ook in Nederland uitgevoerd Vioolconcert (1946). Op een Tweede strijkkwartet (1948) en een Pastorale Suite voor strijkorkest (1948) volgde in 1949 een bijzonder belangwekkend Preludium met Allegro voor strijkorkest, dat met zijn felle dramatiek en scherp omlijnde structuur eenzelfde suggestieve indruk maakt als de Derde Symfonie. Na twee Danssuites voor kamermuziekbezetting met slagwerk (1949, 1951) en een kort Strijkkwartet voor jonge mensen (1950) ontstond in 1951-1952 In de zaal der speigels voor gemengd koor, vijf solostemmen (van sie de bariton tevens als declamator optreedt) en orkest, waartoe negen sonnetten uit Deman zonder weg van Erik Lindegren als tekst benut werden. Het ruim een half uur durende werk is met zijn schimmige sfeer en diepzinnige fantastiek een typisch Zweeds kunstwerk. Het gedifferentieerde en verfijnde klankgemiddelde van deze deels lyrische, deels dramatische compositie toont ons de Blomdahl van de latere opera’s reeds in zijn volle grootte. Een kort fragmetn moge de stijl illustreren. Het is ontleend aan de slotepisode:

Noten 7

Een Kamerconcert voor piano, slagwerk en twaalf houten blaasinstrumenten (1953) wekte grote bewondering op het I.S.C.M.-festival te Baden-Baden in 1955. Wie met karakteristieke specimina van Blomdahls bondige en geconcentreerde componeerwijze wil kennismaken, neme de Vijf liederen voor mezzosopraan en piano (1954) op Italiaanse teksten ter hand. De vroegere neobarokke en de latere dodecafonisc-expressionistische invloeden doordringen elkaar hier op merkwaardige manier Nu eens, bijvoorbeeld in Oguro sta solo sul cuor della terra, overheerst nog de oriëntatie op Hindemith, dan weer, bijvoorbeeld in Prende una foglia caduta, de Webern-invloed. Het bindend element tussen deze heterogene stijlen is Blomdahls eigen echt Zweedse, tussen grillige onwerkelijkheid en ruige aardgebondenehdi heen en weer pendelende fantasie. Hoewel Blomdahl maar weinig liederen op zijn naam heeft staan, is het gehalte ervan zo hoog, dat hij op dit terrein in zijn generatie als de belangrijkste onder de Zweedse componisten beschouwd moet worden, zoals Lars-Erik Larsson zulks in de voorgaande was en Bo Nilsson dat in de nakomende generatie zou worden.

Met het ballet Sisiphos (1954) betreedt Blomdahl sinds zijn Walpurgisnachtmuziek voor de tweede maal het terrein, waarop hij zijn grootste prestaties zou leveren: het theater. Zelf bezat hij een ongemeen talent voor toneelspel. Veel van zijn kamer- en orkestmuziek leent zich goed voor balletuitvoering. Als orkestsuite vond Sisiphos tevens ingang tot de concerzaal. Het Trio voor klarinet, cello en piano (1956) met zijn donkere, gepassioneerde klank, is ongetwijfeld Blomdahls beste kamermuziekcompositie. Een tweede oratorisch werk is het van 1956 daterende Anabase. Dit een uur durende werk is geschreven op een Frans, surrealistisch gedicht van Saint-John Perse, pseudoniem voor Alexis Saint-Léger. Er zijn zeven delen, omsloten door chansons. De klank is, vergeleken bij In de zaal der spiegels dissonanter, doch desondanks doorzichtiger, subtieler en helderder. Bont wisselen orkestkleuren, solozang en declamatie, doorzang en spreekkoren elkaar af. Blomdahls muziek past uitstekend bij surrealistische poëzie; de instrumentale introductie tot de beide chansons laat zien, hoe bedachtzaam Blomdahl een melodische lijn trekt:

Noten 8

Tezamen met het ballet Minotaurus (1957), dat evenals Sisiphos uit de samenwerking met de choreograaf Birgit Akeson tot stand kwam, vormt Anabase een rechtstreekse aanloop tot de opera Aniara (1957-1959), Blomdahls beroemdste werk, waaraan wij in Mens in Melodie van december 1959 een artikel gewijd hebben. In Aniara maakte Blomdahl gebruik van elektronisch geluid. Zijn latere houding ten aanzien van de elektronica was een zeer sceptische. Op grond van zijn in Aniara opgedane ervaring meende hij dat de elektronische muziek voorlopig nog onbruikbaar bleef voor wie een expressieve muziek wilde componeren. Hoewel hij zelf de initiator tot de inrichting ener elektronische studio voor componisten te Stockholm was, waar hij met grote interesse het verrichte werk volgde, twijfelde hij als expressionist zo sterk aan zijn eigen talent voor deze materie, dat hij zijn elektronische muziekfragmenten in Aniara vervangen liet door nieuwe van Hermann Heiss. Liever ging hij voort met het componeren voor instrumenten, die door mensenhanden bespeeld worden.

Met Fioriture (1960) en Forma ferritonans (1961) verrijkte hij de orkestlieteratuur opnieuw met belangwekkende stukken. In Forma ferritonans wilde hijbepaalde centrale symbolen der ijzerindustrie op een muzikaal zinvolle wijze benutten om uiting te geven aan zijn bewondering voor het fascinerende fabricageproces in de Oxelösunder installaties. Aangezien de chemische formule van ijzer Fe is, het bijbehorende atoomnummer 26, en het atoomgewicht 55:85, legde hij aan zijn compositie de van F tot e lopende chromatische toonladder ten grondslag. Hierin liet hij de tonen 2 en 6 (fis, bes; het atoomnummer), alsmede 5 en 8 (a, c; het atoomgewicht) een overheersende rol spelen. Een minder grote geest dan Blomdahl zou zich hebben laten verleidn tot een realistisch klankbeeld van de akoestische bijverschijnselen van het ijzerverwerkingsproces, de door Blomdahl gekozen werkwijze is kenmerkend voor de hem eigene intelligente benaderingswijze van het fenomeen muziek.

Het hoogtepunt van Blomdahls balletkunst is het Spel voor acht (1962). Tussen de energieke zweepknallen der ouverture en de statische klankkleurenmelodiek ter done-clusters, waarin de universum-muziek van de slotdans uitmondt, liggen scherp contrasterende bewegingsstructuren. In het bijzonder wijzen wij op het Boulez-achtig verfijnde klankcoloriet van de vierde dans, die zich vermengt met melancholische houtblazersmelodiek en geheimzinnige baspizzicati. Hier wil de componist de troosteloze eenzaamheid van een verlatene suggereren. Ook de punctueel inzettende en dan steeds dichter wordende demonenmuziek van de vijfde dans verdient afzonderlijke vermelding.

Voor de opera Herr von Hancken (1962-1965) verwijzen we naar de beschouwing hierover in Mens en Melodie van maart 1966. Na Herr von Hancken voltooide Blomdahl nog De reis van deze nacht voor sopraan en orkest, een Suite voor viool, altviool en orkest en een ons tot nu toe nog onbekend werk, dat de naam Altisonans draagt. Aan zijn derde opera: Het sprookje van de machtige computor, werkte hij tot kort voor zijn dood.

Blomdahl was een modern mens en werd hevig geboeid door de technische ontwikkelingen, kunstuitingen en nieuwe geestelijke stromingen van zijn tijd. Hij was zeldzaam belezen, reisde veel en kende Amerika even goed als Rusland. Tegenover de politiek geleide kunst in Oost-Europa stond hij uitermate kritisch. Nimmer heeft een Westers musicus te Leningrad en Moskou zo onverholen zijn ernstige bedenkingen ten aanzien van de onvrijheid van de scheppende kunst geuit, als hij dit in 1960 gedaan heeft. Hij was een krachtige persoonlijkheid. Zijn landgenoten aanvaardden zijn muzikaal leiderschap als een vanzelfsprekendheid. Van zijn leerlingen verlangde hij nauwgezette studie in harmonieleer, contrappunt en vormleer, waarvoor hij hen naar specialisten in deze vakken verwees. Daarnaast werkte hij zelf met hen de neo-tonale muziektheorie van Hindemith en de theorie der dodecafonie door. Hij eiste bovendien dat zijn leerlingen zich onder leiding van een daarin gespecialiseerd leraar bekwaamden in de techniek der elektronische muziek. Gaarne zag hij, dat zijn leerlingen hem in progressiviteit voorbijstreefden, doch hij dullde geen verzwakking van het beginsel der strenge vakscholing. Stellig is Blomdahl één der beste muziekpedagogen van onze tijd geweest, want metier en progressiviteit achtte hij beide even hoog.

In Nederland is de muziek van Karl-Birger Blomdahl nog onvoldoende bekend. Het is niet denkbaar , dat dit zo blijven zal. Vooral omdat deze muziek zo uitzonderlijk goed gemaakt is, en omdat ze stamt van een door en door modern mens, is voor haar een voorname toekomst weggelegd.

(einde artikelenreeks – MM)

Harry Mayer | artikelen